Aan het eind van de zeventiende tot in het begin van de negentiende eeuw, hebben in Holland de zogenoemde ‘beterhuizen’ bestaan. Dat waren particuliere gevangenissen waarin mensen konden worden opgesloten die, gemeten naar de maatstaven van hun familie, onaangepast gedrag hadden vertoond. Een eigenaar van de beterhuis werd wegens het karakter -herberg- van het beterhuis vaak kastelein genoemd. Cornelis van der Lee zwaaide de scepter het beterhuis “De Drie Taarlingen” in Delft.
Er waren in Delft verschillende beterhuizen, waarvan “De Drie Taarlingen” een van de oudste was. Harmanus Taarling had het beterhuis in 1663 opgericht. Het beterhuis bleef drie generaties in het bezit van de familie Taarling en kreeg daardoor de naam “De Drie Taarlingen”. In het beterhuis betaalde de ‘gasten’ zelf (in veel gevallen werd er door familieleden betaalt) voor de kost en inwoning. De bedragen die betaalt werden waar deels afhankelijk wat je als ‘gast’ aan wensen had. Gemiddeld betaalde men 250 gulden per jaar.

Cornelis van der Lee werd op 16 oktober 1678 in Delft gedoopt. Hij was het jongste kind uit het gezin van Arijen Jansz van der Lee en Maria Gijsbrechts van Oosterwijck. Helaas krijgt Cornelis van der Lee als nakomertje niet echt de kans om zijn ouders goed te leren kennen.
Arijen Jansz van der Lee (gedoopt in Delft op 5-12-1638) en Maria Gijsbrechts van Oosterwijck (gedoopt in Delft op 21-03-1638) gingen op 10 juni 1662 in ondertrouw en trouwde op 26 juni 1662 in Delft. Cornelis van der Lee had twee oudere broers, Johannes van der Lee (gedoopt in Delft op 25-03-1663) en Gijsbert van der Lee (gedoopt in Delft op 03-04-1670) en drie oudere zussen, Sentje van der Lee (gedoopt in Delft op 07-08-1665), Jannetje van der Lee (gedoopt in Delft op 14-02-1668) en Eva van der Lee (gedoopt in Delft op 17-10-1673).
Arijen Jansz van der Lee kwam uit een gezin waar 7 kinderen werden geboren: Elsgen Jans van der Lee, Maria Jans van der Lee, Geertje Jans van der Lee (gedoopt op 30-11-1636), Jan Janz (gedoopt op 23-12-1640), Jan Jansz (gedoopt op 20-11-1642) en Jan Jansz (gedoopt op 17-11-1644). Hun ouders, Jan Arijensz van der Lee en Jannetgen Jans waren op 15 juni 1625 in Delft gehuwd.
Arijen Jannz van der Lee overleed toen Cornelis van der Lee nog geen twee jaar oud was. Arijen Jansz van der Lee was in leven Plateeldraaier van beroep en overleed op 29 juli 1680 in Delft. Hij zou als plateeldraaier lid geweest moeten zijn van het Lucasgilde. Cornelis van der Lee zijn moeder overleed kort daarna op 27 augustus 1682 in Delft.
Cornelis van der Lee woonde aan de Oude Delft in Delft. Zijn toekomstige vrouw Maria Bernart (ook wel Bermart, Bernardt, Bennaadt en Bernnart) woonde vlakbij aan de Choorstraat in Delft. Op 29 april 1702 gingen Cornelis van der Lee en Maria Bernart in ondertrouw. De bruiloft zal kort daarna plaats hebben gevonden in Delft. Twee jaar later werd hun eerst kind geboren, Marie van der Lee werd op 1 januari 1704 gedoopt. Twee jaar later werd Matteus van der Lee geboren, hij werd op 6 december 1705 gedoopt in Delft. Zeer waarschijnlijk overleed Matteus op jonge leeftijd (armkind) en werd hij op 1 januari 1706 begraven in de Oude kerk in Delft. Drie jaar later er weer een zoon geboren, op 14 februari 1709 werd Mattheus van der Lee gedoopt. Dat hun tweede zoon Mattheus van der Lee werd genoemd bevestigd het beeld dat de eerder geboren zoon is overleden.

Cornelis van der Lee koopt op 4 februari 1712 in Delft een huis aan de Vlamingstraat. Als zijn zoon (Mattheus van der Lee) op het punt staat te gaan trouwen woont hij bij zijn ouders in de Vlamingstraat. Op 17 mei 1734 gaat hij in ondertrouw met Elisabeth van Akerval uit Leiden. Mattheus van der Lee en Elisabeth van Akerval kregen samen een zoon, Huijbert van der Lee (gedoopt in Delft op 01-01-1738) en een dochter Elisabet van der Lee (gedoopt in Delft op 26-2-1647).
Hoewel de kastelein het in de regel goed kon vinden met de gasten was er ook de nodige irritatie. Cornelis Luyken hield een dagboek klaagt regelmatig over Cornelis van der Lee. Cornelis Lyken was reeds drie jaar bij “De drie Taarlingen” en schreef veel van zijn klachten op. Het was zondagavond 3 januari 1737. Cornelis Luyken ging aan tafel vond daar een oude, droge bruine boterham. Hij had het direct door: dit was om hem te pesten. Hij bleef kalm en vroeg netjes om een andere boterham. “Wat verbeeld je je wel; zo’n groot heer ben je niet!” zei Cornelis van der Lee. Cornelis Luyken werd woedend en het werd een flinkse ruzie. Cornelis van der Lee haalde uiteindelijk de schout er bij, die Cornelis Luyken opsloot in zijn kamer, zonder dat hij had gegeten. Cornelis Luyken werd nog bozer en brak een stoel en lichtte een raam uit de hengsels, met als gevolg dat het op de binnenplaats kapot viel. Hij werd aan handen en voeten geboeid. Een maand lang tot 2 februari zat Cornelis Luyken zonder raam en zonder vuur in de winterkou.
Maria Bernart werd op 6 februari 1738 begraven in de Oude kerk in Delft. Cornelis van der Lee was in die tijd ziek, en daar werd door de ‘gasten’ in het beterhuis goed misbruik van gemaakt.
De ‘gasten’ waren in de regel vermogend en kregen soms hulp van buiten om te ontsnappen. Kort na het overlijden van Maria Bernart werd Cornelis ziek. Deze situatie werd in 1739 gebruikt door drie van de ‘gasten’ om te ontsnappen. Mattheus van der Lee en zijn vrouw namen na dit voorval het beheer van het beterhuis over. Het personeel dat in dienst was werd ontslagen, ze hadden tegen betaling een oogje dichtgeknepen.
Mattheus van der Lee ging in 1739 over op godsdienstoefeningen. Er werd tweemaal per dag een hoofdstuk uit de bijbel gelezen en elke zondag was er een preek. Veel andere bezigheden hadden de ‘gasten’ niet, enkele kregen boeken en schrijfwaren. Schrijfwaren waren populair, hiermee werden brieven geschreven die vaak door de kastelein werden onderschept en in veel gevallen nooit of erg laat bij de geadresseerden aankwam.
Cornelis van der Lee overleed na 1742 (Getuige bij doop Elisabeth van der Lee), zeer waarschijnlijk op 6 december 1748 in Delft.
Mattheus van der Lee werd op 27 januari 1746 begraven in de Oude kerk in Delft. Zijn vrouw Elisabet van Akerval hertrouwt met Jan Cordy. Elisabeth van Akerval en Jan Cordy gaan in Delft op 8 april 1747 in ondertrouw. Kort daarna overleed Elisabeth van Akerval en ze werd op 6 mei 1748 begraven oude kerk te Delft.
Tot slot een kort overzicht van het kasteleinschap bij “De drie Taarlingen”
- 1724 – 1738 Cornelis van der Lee staat vermeld als kastelein “De drie Taarlingen”.
- 1739 – 1746 Mattheus van der Lee staat vermeld als kastelein “De drie Taarlingen”.
- 1747 – 1747 Elisabeth van Akerval staat vermeld als kastelein “De drie Taarlingen”.
- 1747 – 1754 Jan Cordy vermeld als kastelein “De drie Taarlingen”.
Bron: “Zwarte Schapen”, door Pieter Spierenburg.
Bedankt voor dit interessante verhaal