In de Delftsche Courant van 8 oktober 1897 verschijnt een korte maar duidelijke oproep:
“Gezocht: flinke, fatsoenlijke en zindelijke dagmeid.” Geplaatst door Jan van der Lee, spekslager aan de Buitenwatersloot 135 in Delft. De dienstmeid mocht per 1 november aan de slag.

In oktober 1898 waren Jan en zijn vrouw Jannetje van Reeven respectievelijk 26 en 24 jaar oud als ze deze advertentie plaatsen.
Bijna twee jaar later, op 7 juli 1899, duikt opnieuw een advertentie op. Dit keer wordt het loon genoemd: twee gulden per week. Niet veel, maar voor een dienstmeid redelijk. Ter vergelijking: een brood kostte zo’n 5 cent, een liter melk 10 cent.

Opvallend is dat de advertentie dit keer niet op naam van Jan of zijn vrouw staat, maar van een mejuffrouw J. van der Lee. Het adres blijft hetzelfde: Buitenwatersloot 135. Onduidelijk is of het hier een fout betreft of iemand anders dan Jannetje van der Lee – Van Reeven.
En opnieuw, in augustus 1901, verschijnt er een advertentie in de Delftsche Courant. Jan is nog steeds spekslager aan de Buitenwatersloot, maar dit keer zoekt hij geen dienstmeid — hij is op zoek naar een spekslagersjongen.

Uit bovenstaande advertentie zou je kunnen concluderen dat Jan geen Spekslager meer was, maar een advertentie in de Delftsche Courant van 24 augustus 1901 bewijst het tegendeel.
Deze kleine advertenties, verspreid over meerdere jaren, geven een subtiele inkijk in het dagelijks leven rond 1900. Ze laten zien hoe werk en privé in elkaar overvloeiden, en hoe het huishouden en de slagerij samen draaiden op de inzet van dienstboden en knechten. Juist door hun eenvoud en beknoptheid vertellen deze berichten meer dan je op het eerste gezicht zou denken.