Teunis van der Lee huwde in 1829 met Alida van Dijk en als gevolg van dit huwelijk konden ze een beroep doen op een huwelijksgift uit het familiefonds genaamd ‘Sparwoude’. Ze konden hier aanspraak op maken op dit legaat omdat Alida van Dijk was een afstammeling was van Marritgen Jansdr, de halfzus van Clara Jansdr. van Sparwoude.
Het fonds door de eeuwen heen een familietraditie geworden, hoewel bijna niemand meer wist waarom die uitkering werd gegeven. Was een der ouders gerechtigd tot het legaat, dan wendde men zich als vanzelfsprekend tot het bestuur van de stichting om de familierelatie aan te tonen om zo ook in aanmerking te komen voor een uitkering. Deze nakomelingen konden rekenen op een huwelijksbijdrage tussen de honderd en driehonderd gulden.
Teunis zijn zoon Simon van der Lee en Ysabella van Geest ontvingen in 1860 bij hun huwelijk een eenmalige huwelijksgift. Ook zijn kleinzoon Leendert van der Lee ontving bij zijn huwelijk in 1896 met Wilhelmia Treurniet een eenmalige huwelijksgift.
In 1598 stichtte Clara Jansdr. van Sparwoude bij testament een fonds op waaruit alle afstammelingen van haar ouders een huwelijksgift mochten ontvangen, ook als deze niet uit een wettelijk huwelijk voortkwamen. Twee eeuwen lang werd het fonds beheerd door de weesmeesters van Delft, tot het in 1860 werd overgenomen door het Ministerie van Financiën. Voortaan ontving iedere huwelijkskandidaat een bedrag van vijfentwintig gulden. Tussen 1913 en 1918 kregen nog zo’n vijfhonderd afstammelingen een huwelijksgift van maximaal twintig gulden uitgekeerd. Omdat echter steeds meer mensen een steeds kleinere uitkering kregen uit het fonds, was het op den duur niet meer rendabel en werd het fonds in 1922 bij wet opgeheven.